
De Kunst van Balanceren: Risicohouding in de Wtp
Centraal in de Wet toekomst pensioenen (Wtp) staat de risicohouding, een concept dat meer dan driehonderd keer opduikt in de wetteksten. Deze prominente aanwezigheid onderstreept de noodzaak van een beleggingsbeleid dat nauw aansluit bij de risicovoorkeuren van deelnemers. Het doel? Zorgen dat de risico’s die deelnemers nemen, passen bij hun wensen en mogelij kheden. Hoewel de theoretische basis van deze benadering duidelij k is, ondervinden veel betrokken partij en praktische uitdagingen bij de implementatie. In dit artikel belichten we de theoretische achtergrond, maar vooral ook de praktische hobbels die men tegenkomt bij het toepassen van de wetgeving omtrent risicohouding.
RISICOHOUDING: VIER FASES
Alle pensioenuitvoerders moeten elke vijf jaar per leeftijdscohort de risicohouding vaststellen. De wet benoemt bij dit proces vier fases, die we in dit artikel een voor een langs zullen gaan:
1. Risicopreferentieonderzoek uitvoeren
2. (Maatstaven van de) risicohouding vaststellen
3. Vertaling van de risicohouding in beleggingsbeleid en/of toedelingsregels
4. Toetsing van het beleggingsbeleid aan de risicohouding
De AFM, die toezicht houdt op fase 1, heeft een uitgebreide leidraad en een lijst met aanbevolen do’s en don’ts gepubliceerd, gebaseerd op uitgevoerde onderzoeken.1 DNB verzorgt het toezicht op fases 2 tot en met 4 en heeft enige guidance hierover gegeven2 , maar er is bij veel partijen nog onzekerheid, met name over hoe precies de risicohouding mag of moet worden vastgesteld (fase 2). Dit is vooral relevant voor pensioenfondsen die gaan invaren, aangezien de risicohouding een van de drie essentiële elementen van het implementatieplan vormt dat ter goedkeuring aan DNB moet worden voorgelegd.
[....]